Deze weblog beoogt niet meer (en ook niet minder) dan een proeftuintje te zijn, waarin wordt geëxperimenteerd en gejongleerd met taal, zowel in proza als in poëzie. Neemt u de inhoud niet altijd even serieus: Wahrheit und Dichtung kunnen mijlenver uiteen liggen, maar soms ook verrassend dicht bij elkaar.

En schroomt u vooral niet om te reageren: rebekking@gmail.com


zondag 30 januari 2011

Mat

Femke Halsema
Nu al heb ik diverse reacties ontvangen op mijn opmerking van afgelopen vrijdag over de aanschaf van een deurmat met daarop de beeltenis van een politicus. Ik schreef erbij, dat ik bezoekers sedertdien bij binnenkomst dringend verzoek, hun voeten goed te vegen en niet zonder resultaat, want iedereen kijkt dan automatisch even naar beneden. En ziet dan natuurlijk de mat, zodat we voor het eerste kwartier in ieder geval niet om een gespreksonderwerp verlegen hoeven te zitten. En dankzij een aantal reacties van lezers is dat kwartier al haast een half uur geworden. Iemand vroeg zich - bijna bezogd - af, of Femke Halsema mijn deurmat wellicht opsierde. Of opleukte, zoals dat in hedendaags jargon heet. Ik kan de bezorgde lezer geheel geruststellen en misschien nog méér dan dat. Femke Halsema staat niet op mijn deurmat afgebeeld, maar wel op één van mijn washandjes. Maar opdat u vooral geen verkeerde indruk van mij krijgt: aan de behoefte om mij op het strand neer te vleien op een badhanddoek met daarop een afbeelding van een schaars of in het geheel niet geklede Bo Derek, heb ik tot dusverre weerstand weten te bieden. 
Lodewijk van Deyssel


Eén uwer wilde per sé weten, wie degene was, die de beeltenis van Lodewijk van Deyssel in zijn wc-pot had laten aanbrengen. Hij zal even geduld moeten hebben, want ik moet daarvoor de uit meer dan 2400 bladzijden (en twee delen) bestaande biografie van Van Deyssel doornemen. Gelukkig heb ik de (volgens sommigen onhebbelijke) gewoonte om interessante passages en anekdotische wetenswaardigheden in boeken met potlood aan te strepen of te kruisen en soms ook van aantekeningen te voorzien, wat het zoeken iets vergemakkelijkt.
Er zijn mensen, die dat een soort heiligschennis vinden. Zelf vind ik, dat je door het aanbrengen van strepen, kruisen, aantekeningen en verwijzingen een boek als het ware tot een persoonlijke vriend maakt. Zo'n boek draagt niet alleen de kenmerken en sporen van de schrijver en eventueel de beschrevene, maar ook van de lezer en wordt aldus iets heel eigens.
Een antiquarische boekhandelaar laat ter verontschuldiging wel eens weten, dat in een te koop aangeboden boek strepen staan, of een opdracht, of een naam. Voor mij heeft dat juist een toegevoegde waarde. Het leert je iets over de belangstelling van de vorige eigenaar en vaak nog meer dan dat. En soms vallen uit opdrachten zelfs complete genealogieën of amoureuze betrekkingen  te reconstrueren. Of te verzinnen. Mijn devies is dus: strepen en láten strepen.

vrijdag 28 januari 2011

Dagboek

Ego-documenten (autobiografieën, dagboeken, brieven en reisverslagen) mogen zich al eeuwen lang in een grote publieke belangstelling verheugen. Wetenschappers hebben zelfs een uitgebreide lijst samengesteld van wat er in Nederland tussen ca 1500 en 1815 allemaal aan ego-documenten is verschenen. En Jacob Cats liet in de 16e eeuw al weten:


Ick scheppe groot vermaeck, wanneer ik iemants leven
Sie met de nette pen en naer den eysch beschreven.


Maar de Nederlandse literator Jan Greshoff (1888-1971) dacht daar heel anders over, zeker toen het dagboek een geliefde letterkundige uitdrukkingsvorm was geworden. "De lezers hopen er prikkelende bijzonderheden in te ontdekken ten behoeve van hun ongezonde nieuwsgierigheid". Zijn mening heeft niet kunnen voorkomen, dat het dagboek een zeer populair genre is geworden, niet alleen bij schrijvers, maar bij iedereen, die meent, iets te vertellen te hebben en daarvoor met name op Internet alle mogelijkheden vindt. De nieuwsgierigheid van de lezer naar prikkelende bijzonderheden zal nog altijd wel bestaan en zelfs eerder zijn toe- dan afgenomen. Daarom nu maar even iets uit eigen keuken:


Ooit had ik eens een concubine,
Die - toen ik op een keer haar vroeg:
"Waar is toch mijn bril, Jantine?"
Mij wat wezenloos en wazig gadesloeg
En zei: "Je kale kop glimt zónder al genoeg".


Nou ja, erg prikkelend is dat natuurlijk niet. En onthullend evenmin, want er staat niet wat er staat, als u tenminste wel de volgende woorden wilt geloven:


Schiet de dichterlijke fantasie tekort,
Zodat ieder versje autobiografisch wordt,
Dan zou ik gauw het dichten staken,
En mij met wat anders gaan vermaken.

Edoch: mijn dichten is slechts kattenkwaad:
Er staat gewoon niet wat er staat

In Nederland zijn veel ego-documenten terechtgekomen in de serie Privé Domein van de Arbeiderspers.
Samuel Pepys
De Engelsman Samuel Pepys (1633-1703) hield van 1660 tot 1690 een belangwekkend dagboek bij. Hij deed dat echter in geheimschrift, dat pas bijna anderhalve eeuw na zijn dood werd ontcijferd. Een deel van dit belangwekkende ego- en tevens tijdsdocument is in het Nederlands vertaald onder de titel "Dagboek van een levensgenieter 1660/1690".
De Nederlandse schrijver Hans Warren (1921-2001) hield zestig jaar lang een "Geheim dagboek" bij. Het geheim zat in dit geval alleen in de titel.


Tot slot wil ik u nog even laten weten, dat ik vandaag een deurmat heb gekocht met daarop of daarin het portret van een bekende politicus. Als ik u nu vertel, dat ik mijn gasten in het vervolg uitdrukkelijk verzoek, bij binnenkomst goed hun voeten te vegen, mag u raden, wie er op de deurmat staat afgebeeld.
Ooit liet iemand, die een hekel had aan de schrijver Lodewijk van Deyssel, diens beeltenis aanbrengen in zijn wc-pot. In wezen is er dus niets nieuws onder de zon.

woensdag 26 januari 2011

Taal

Het schrijven van een goede sollicitatiebrief is kennelijk niet iedereen gegeven, te oordelen tenminste naar het aantal mensen, dat mij in de loop der jaren daarbij om hulp heeft gevraagd. Mijn aanvankelijke verbazing daarover (iedereen heeft op school toch fatsoenlijk leren lezen en schrijven) heeft al lang plaats gemaakt voor een gevoel van mededogen met bijvoorbeeld de grote schare academici, die blijkens onderzoek ook maar over een matige taal- en uitdrukkingsvaardigheid beschikken. Dus verbaast het mij al lang niet meer, als een verzendhuis op Internet aankondigt, dat desgewenst de goederen protestante kunnen worden toegestuurd. En evenmin als ik vanmorgen via de radio mag vernemen,  "dat het in Zeeland regent, maar in de rest van het land een stuk droger is". Soms geeft men zijn eigen onkunde gelukkig ruiterlijk toe. Zoals afgelopen zondag een jeugdige medewerkster van "Vroege vogels" (naar haar stem te oordelen niet veel ouder dan een jaar of twaalf; kinderarbeid?). Ze liet zich door een directeur vertellen, dat de nieuwbouw zich in de laatste fase bevond en vroeg - gezien haar vermoedelijke leeftijd wel enigszins begrijpelijk: "Wat betekent dat?" "Dat de nieuwe fabriek bijna klaar is", legde de directeur haar geduldig uit.
Dat het vervoegen van het werkwoord "gebeuren" een groot deel van de bevolking voor de grootste problemen stelt, kunnen we vrijwel dagelijks her en der ervaren. Maar de mooiste staaltjes van verkeerd taalgebruik kunt u maandelijks aantreffen op de achterzijde van het blad  "Onze Taal". Eén ervan wil ik u niet onthouden. In een advertentie stond te lezen "Speeltuinvereniging zoekt timmerman voor het maken van een wip". Het aantal sollicitanten schijnt bijzonder groot geweest te zijn, al beschikte niet iedereen over het juiste gereedschap....
Degene, die de opdracht kreeg, schreef na gedane arbeid nog diezelfde avond in zijn dagboek:

Vandaag een wip gemaakt,
En daarna nog een schommel
Voor een speeltuin in Zaltbommel.

maandag 24 januari 2011

Start

Laten wij deze digitale blijk van zelfgenoegzaamheid maar eens toepasselijk beginnen met wat resultaten van dichterlijk geknutsel in de eigen werkplaats. Dan weet u meteen of het overweging verdient om u hier als zgn. Volger aan te melden, dan wel deze site ijlings en voorgoed de gerechte rug toe te keren. Eerst maar eens wat voorbeelden van waartoe drankgebruik zoal kan leiden:



Een oude lijster, dus een lijsterbes,
Had een zwak voor de jeneverfles.
"Maar", zo sprak zij, "wie met mate drinkt,
Dikwijls ook het mooiste liedje zingt
En niet vervalt tot wulps gezever.
Dáárom lust een lijster best jenever".

Drank maakt soms weemoedig, soms ook overmoedig en een enkele keer werkt een flink offer aan Bacchus ook geestverruimend, zodat ik mij na het ledigen van een fles met inhoud uit Schiedam eens afvroeg:

Het is mij zeker naar de bol gestegen?
Heb zojuist ook een fles Bols gekregen.
Hetgeen taalkundig fout is, moet ik vrezen.
Het zal wel "een fles bollen" moeten wezen.

Dat lijkt me geen onjuiste conclusie. Het meervoud van bol is toch bollen, en niet bols?  Al moet ik toegeven, dat ik liever een excursie maak naar Bols dan naar de bollen, hoe kleurrijk dat laatste ook wezen mag.
Maar neemt het drankgebruik dusdanige proporties aan, dat men de aankoop denkt te kunnen bekostigen met het statiegeld van de lege flessen (zoals de dichter J.C.Bloem deed), dan kan dat leiden tot een grafschrift als het volgende:

Hier rust Harm-Hendrik van den Brink,
Hij sloeg vrouw en kinderen en soms kwink.

Wie van dit soort grafschriften houdt, kan niet alleen bij mij terecht, maar ook op het "Lustige Friedhof" in de Oostenrijkse plaats Kramsach. U komt er bijna langs als u bij Kufstein de grens passeert. Van harte aanbevolen.