Deze weblog beoogt niet meer (en ook niet minder) dan een proeftuintje te zijn, waarin wordt geëxperimenteerd en gejongleerd met taal, zowel in proza als in poëzie. Neemt u de inhoud niet altijd even serieus: Wahrheit und Dichtung kunnen mijlenver uiteen liggen, maar soms ook verrassend dicht bij elkaar.

En schroomt u vooral niet om te reageren: rebekking@gmail.com


dinsdag 27 september 2011

Feiten

Men vroeg een man uit Finsterwolde,
Die vaak achter de feiten aan holde:
"Waar gaat u nu weer heen?"
"Achter feiten aan, maar ik vang er geen".

maandag 26 september 2011

Geert zoekt job

Uit betrouwbare bron, dat wil zeggen uit de kring van tekstschrijvers en toondichters, heb ik vernomen, dat alles in het werk wordt gesteld om op 11-11-11 een carnavalskraker gereed te hebben, waarvan het refrein zou luiden:

Ach man, doe toch eens normaal,

Klinkt het steeds in 's lands vergaderzaal.

Dat hebben die cabaretiers in de Tweede Kamer toch maar mooi voor elkaar gekregen. En dat ze uitgerekend de Algemene Beschouwingen hebben uitgekozen om hun slag te slaan en een gooi te doen naar eeuwige roem, kan natuurlijk ook geen toeval zijn. Bovendien hebben ze de steun gekregen van vrijwel alle kamerleden, die geen gelegenheid voorbij laten gaan om te verklaren, dat het verbale incident vooral niet gezien moet worden als de maat der dingen in Den Haag.


Er worden pogingen in het werk gesteld om het carnavalslied op 11 november tijdens een zitting van de Tweede Kamer in Den Haag in première te laten gaan. Een betere entourage en ambiance is nauwelijks denkbaar en verwacht mag worden, dat onze volksvertegenwoordigers het lied uit volle borst (voor zover aanwezig) zullen meezingen.

Daarna zullen Wilders en Cohen vrijwel onmiddellijk het land in gaan met het cabaretprogramma "Geert zoekt job". Iets leukers kan ik me nauwelijks voorstellen. En iets wilders trouwens ook niet. Er zijn al heel wat kleuterscholen, die het duo graag voor hun leerlingen willen laten optreden.

Terwille van het politieke evenwicht wordt halverwege de landelijke tournee de titel van het programma gewijzigd in "Cohen zoekt cohesie". Er zijn mensen, die menen, dat cohesie de vrouwelijke vorm is van cohen en daarom denken aan een "Boer zoekt vrouw"-achtig programma. De conclusie is misschien wel juist, maar gebaseerd op een verkeerd uitgangspunt. Protest is ook niet het mannelijk equivalent van prothese.


Mochten er mensen zijn, die zich geroepen voelen om het refrein van vermeld carnavalslied verder uit te werken, dat stel ik de ruimte daarvoor hier graag beschikbaar.
Wordt dus (hoogstwaarschijnlijk) vervolgd.

woensdag 21 september 2011

Hoed

Een symfonie van Gustav Mahler is nu niet direct een werk, waar je ontspannen onderuitgezakt, onderwijl een cryptogram oplossend, of tijdens het ramen lappen naar luistert. Zo'n Vierde vergt opperste concentratie en na het concert waren mijn dochter en ik dan ook wel aan een versnapering toe.
Dat waren er kennelijk méér, want het café zat aardig vol. Maar een houten barkruk doet na het pluche van de concertzaal best goed. En doet je tevens het betrekkelijke van alles inzien.

"Het meest interessante van de hele Troonrede vond ik nog die hoed", zei de man naast me, maar tegen niemand in het bijzonder.
"Mijn vrouw heeft ook zo'n ding, maar bij ons staan er planten in. En in dat gootje eromheen staat water, om de luchtvochtigheid een beetje op peil te houden. Nee, ik geloof niet, dat mijn vrouw dat ding ooit op d'r hoofd heeft gezet, hoewel ze in een jolige bui best gekke dingen kan doen, hoor".
De man staarde in zijn glas, waarvan de onderste helft nog gevuld was.
"Ik hou niet van halfvolle glazen", zei hij.
"Drink eerst maar even leeg", adviseerde de kastelein, kennelijk worstelend met de vraag, hoe hij een half glas bier in rekening zou moeten brengen.
"Hebt u Wilders en Cohen nog zien bekvechten?" vroeg de man nu aan mij.
"Nee. Was het spannend?"
"Ik zie het al. Neemt u me niet kwalijk dat ik het zeg, maar ik kan me voorstellen, dat u met zo'n vrouw aan uw zijde wel iets beters hebt te doen dan naar die kleuters te kijken".
"Mijn dochter en ik zijn vanavond..."
"Oh, is dat uw dochter...", onderbrak de man me, ietwat verrast. "Dat heeft u mooi gedaan, als ik zo vrij mag zijn. Maar u hebt niks gemist hoor. Zaten elkaar een beetje uit te maken voor gedogers. Eigenlijk te kinderachtig om over te praten. Dat moet nou ons land besturen...".
"Henk", richtte de man zich tot de kastelein, "heb je nog wat om te spoelen. Ik heb er gewoon een vieze smaak van in m'n mond. En geef die mensen ook wat".
"Wie kan je vandaag de dag nou nog vertrouwen", ging hij tegen mij weer verder. "Ze beloven van alles, maar doen.. ho maar. Dat begon al met het kwartje van Kok. Kunt u zich dat nog herinneren?"
"Jazeker", zei ik, terwijl ik het glas hief. "Proost".
"Ja, op uw gezondheid. En als we die Wilders nu eens tot ambassadeur in Marokko benoemen en die Cohen in Libanon...", zei de man, terwijl hij opstond en naar het toilet ging.
"Zou ik later ook zo'n zeurpiet worden?" vroeg ik aan mijn dochter.
"Later?"

maandag 19 september 2011

Opruiming

Mijn opmerkingen over hoe slecht mensen, van wie je het tegendeel verwacht, de Nederlandse (uit)spraakkunt beheersen, hebben mij diverse mp3-tjes opgeleverd. Dat zijn digitale geluidsbestandjes met in dit geval een keur aan koddige uitspraken en versprekingen. Ik zou ze u graag laten horen, maar de techniek laat me even in de steek.

Het Genootschap "Onze Taal" heeft al jaren geleden een aantal vrolijke versprekingen en andere taalkronkels (die men malapropismen is gaan noemen), verzameld en uitgegeven onder de veelzeggende titel Een slipje van de sluier. Ik kan niet laten, daar even wat uit te citeren:

- Hij kon niet aanzien hoe zijn moeder wegkwijlde van verdriet
- Robert Long is een typisch voorbeeld van een echte narcis
- Toen ik dat hoorde, ging er een belletje branden
- Mijn dochter studeert piano aan het sanatorium
- Ik ben lesbisch voor een primula
- Zuster, ik word toch niet weer gekatalyseerd?

Bij het opruimen van mijn kamer (lees: het orde scheppen in de chaos) kwam ik nog wat gedichtjes tegen, die de eeuwigheid niet hebben gehaald. Misschien nu. Maar eerst een woord vooraf. Gedichten dienen bedachtzaam, langzaam en regel voor regel gelezen en ook voorgedragen te worden. Dat geldt in het bijzonder voor onderstaand "vrije vers", wil het althans enigszins tot zijn recht komen:

Ik lig een ei

op bed te eten.
En naast mij legt mijn vrouw
de krant van heden neer.
De actualiteit in vele gele-
dingen:
Over mensen, die ik persoonlijk kan
benijden
om hoe zij soms de weg bereiden,
als een heer in het verkeer.

In de tijd, dat ik ziek werd van al die gekke koeien in de wei, zal dit gedichtje wel zijn ontstaan:


"Als ik Geertruida III nu eens versier",

Zo overwoog een opgefokte stier,
"En haar vervolgens bij de horens vat,

Wellicht dat ik dan bij dat mokkel,
Een beetje in haar melk brokkel,
Want dat hazen vangen ben ik zat".

Ooit ontmoette ik eens een wegens rugklachten afgekeurde metselaar, die op zijn vijftigste vond, dat hij zijn steentje wel had bijgedragen aan de economie. Hij klaagde steen en been, met dit als resultaat:


Een metselaar uit Henegouwen,

Hield niet zo van stenen sjouwen,
Dus is hij uit verveling maar,
Een luchtkasteel gaan bouwen.

Ik ben de man later nog eens tegengekomen en heb hem nadien bovenstaande kwatrijn toegestuurd. Hij vond het eigenlijk wel mooi en vroeg, of hij, in iets aangepaste vorm, de eerste twee regels later in zijn grafsteen mocht laten houwen:


Hier rust een metselaar uit Henegouwen.

De laatste steen liet hij een ander sjouwen.

Hij leeft nog steeds en is nu aan het afbouwen.



zondag 18 september 2011

Ei ei

Een ai hoort erbai
Dat menigeen vandaag de dag zijn ei niet meer kwijt kan, is jammer, maar met een beetje verbale kwaliteiten nog wel te rechtvaardigen. En je kunt er tenslotte altijd de politiek nog de schuld van geven. Maar dat menigeen de ij (en het ei) niet meer kan uitspreken, zoals het hoort, is zorgelijker. Dat de cassière in de supermarkt mij faifenfaiftig cent terug geeft, is nog tot daar aan toe. Als ik mijn geld maar krijg, nietwaar? Maar dat het uit de luidspreker van de radio al niet veel beter klinkt, geeft toch te denken. Nu weet ik wel, dat de radio de stem des volks is, maar zó letterlijk hoeft men dat in Hilversum nu ook weer niet op te vatten.

Echt vermakelijk wordt het zelfs, als de aankondiger van de ochtendfiles het woord Eindhoven niet uit zijn strot blijkt te kunnen krijgen. Zó'n moeilijk woord is dat toch ook weer niet, maar het klinkt iedere keer weer als Aindhove, met een lichte klemtoon op de laatste lettergreep, die wordt uitgesproken als het woordje vut zonder t. En ook het woord kilometer wil er maar niet gaaf uitkomen. Ook hier heeft de betreffende omroeper een voorkeur voor de klemtoon op de laatste lettergroep, die wordt uitgesproken als een langgerekt tur, met bovendien een Engelse r op het eind. Lange tijd heb ik gedacht, dat mijn radio misschien niet goed stond afgestemd.


Tolerant, ruimdenkend, praktisch en toekomstgericht als wij Nederlanders zijn, hebben we voor de talen, die het Nederlands in de toekomst goedschiks dan wel kwaadschiks zouden kunnen verdringen, alvast allochtone presentators en presentatrices opgeleid en aangesteld, die het Nederlands vaak beter beheersen en uitspreken dan onze eigen coryfeeën. En ook aan de vocabulaire valt nog wel het één en ander te verbeteren. Onlangs had een radioreporter het zelfs over gehandicaptheid. Je bent handy gecapt of je bent het niet.


Van een aantal mensen in de samenleving mag je een behoorlijke uitdrukkingsvaardigheid en een fatsoenlijke uitspraak van hun moedertaal verwachten en zelfs eisen. Wie de taal - al dan niet verschoonbaar - wat minder beheerst, zorgt vaak voor komische resultaten. Mensen en organisaties, die in veelvuldig contact staan met het hun klanten, leerlingen, patiënten e.d. hebben daar verzamelingen van aangelegd. Dat deden de telefonistes van destijds 008 al vele jaren geleden. Leraar Engels John O'Mill legde in diverse boekjes vast, wat hij van zijn leerlingen aan komisch Dubble Dutch kreeg voorgeschoteld en ook artsen en verzekeringsmaatschappijen staat in het contact met hun cliëntèle het lachen vaak nader dan het huilen.


Want het is toch best grappig om op een schadeformulier over de toedracht van een ongeval te lezen: "Ik wilde een vlieg slaan en raakte toen de lantaarnpaal". En wat doe je als dokter, als je van een patiënte te horen krijgt, dat zij bladluis heeft?


Is leedvermaak niet de bron van (bijna) alle humor?

woensdag 14 september 2011

Pierewaaien

Ik waai soms dáár en dan weer hier,
Als het zo uitkomt graag eens pier.
En vier wegens behoefte aan genot,
Gewoon mijn lusten dus eens bot.

Ook schiet ik graag met uw verlof,

Zo nu en dan eens uit mijn slof,
Want van het leven hier op aarde,
Bepaal ik zelf per slot de waarde.

Er zijn mensen, die over het laatste anders denken en menen, aan de hand van de Voorzienigheid door het leven te worden geleid. In dát perspectief krijgen bijvoorbeeld de woorden "ik leid het leven van een losbol" (ik noem maar wat) een heel andere en zelfs heel pretentieuze betekenis. Want wie ben ik tenslotte om een losbol door dit leven te mogen leiden? Ook al zal ik er zelf niet onder lijden. En laat u zich door al deze dichterlijke en andere vrijheden vooral niet om de tuin leiden.

Hoe het Russische woord pirovat (dat feesten, fuiven betekent) als pierewaaien in onze vocabulaire terecht is gekomen, is mij niet bekend. Misschien door Tsaar Peter de Grote mee naar Nederland genomen. Het Russische woord lijkt ook verdacht veel op de titel van een bekend studentenlied, io vivat. Misschien moet in die richting een link worden gezocht. In ieder geval hebben pierement en pierewaaien niets met elkaar te maken, al zal ik niet ontkennen, dat ook in pierewaaien best muziek kan zitten.

Laatst vroeg iemand mij nog, of er in het dichterschap eigenlijk wel muziek zit. Gedichten zelf kunnen heel melodieus en muzikaal zijn en poëzie en muziek gaan ook heel goed samen. Maar er valt geen droog brood mee te verdienen, zoals ik kort geleden nog iemand rijmend heb uitgelegd:


Toen onlangs door de roddelpers

Bij mij eens werd geinformeerd,
Hoe een dichter wordt gehonoreerd,
Zei ik: "In de regel meest per vers".

zondag 11 september 2011

Tien geboden

Hoewel het nóóit kwaad kan, om naast het hele lichaam en belangrijke delen daarvan ook de hersenen in goede conditie te houden, neemt het belang ervan na pakweg het vijftigste of zestigste levensjaar aanzienlijk toe. Dus komt prof. dr. René Kahn voor mij precies op tijd met zijn boekje De tien geboden voor het brein. Voor 6,95 Euro. Dat is nog geen 70 Eurocent per gebod. Daar hoef ik gelukkig niet al te lang voor te sparen. Desnoods zou ik ook zijn lezing over dit onderwerp kunnen volgen.
René Kahn

Dat stress en een overmatig alcoholgebruik  slecht voor de hersenen zijn, was mij wel bekend en ik doe dan ook al jarenlang verwoede, maar niet altijd even succesvolle pogingen, om niet in dergelijke situaties verzeild te raken. Maar dat pianospelen de emotionele intelligentie en het rauwe IQ bevordert, ben ik mij niet altijd zo bewust geweest. Eerlijk gezegd weet ik niet eens, wat dat allemaal is. Maar het lijkt me best interessant om tijdens een diner langs je neus weg eens bij je tafeldame te informeren, hoe het eigenlijk met haar emotionele intelligentie is gesteld. En of ze nog wel eens wat aan haar rauwe IQ doet.


Ik ben dus weer onmiddellijk achter de piano gaan zitten en hoewel "Für Elise" en de sonates van Clementi de buren nog niet als muziek in de oren zullen klinken, voel ik mijn emotionele intelligentie met de dag toenemen. Ik heb inmiddels uitgerekend, dat de schade, die een extra borrel aan de hersenen toebrengt, kan worden gecompenseerd met een niet al te moeilijke wals van Chopin. Met de Grande Valse Briljante zou ik het zelfs tegen een hele fles kunnen opnemen, maar die heb ik helaas nog niet in de vingers (fles noch wals).

Trouwens, over vingers gesproken: het rechter gedeelte van de hersenen groeit als gevolg van het gebruik van de linker pink bij het vioolspelen. Stom, dat ik daar nooit bij heb stilgestaan! Bovendien gebruik ik mijn linker pink toch al veel te weinig, dus ben ik ook maar meteen op vioolles gegaan. Ik had toevallig hier nog zo'n instrument liggen. Een echte Charivarius. En waarachtig: na drie lessen voel ik m'n hersens al groeien. Vooral rechts, voor de kijker dus links.

Muziek maken is in het algemeen gewoon goed voor de hersenen. En videospelletjes zijn dat ook. En roken wordt tegenwoordig ook weer als gezond beschouwd, misschien niet voor de lever en de longen, maar wel voor de hersenen. Want is het niet zo, dat wie niet buiten roken kan, buiten roken kan? En zo komen rokers dus heel wat vaker in de buitenlucht dan niet-rokers. Ooit heb ik nog eens een cursus voor niet-rokers gevolgd. Ik heb er veel van opgestoken.





Het bovenstaande was nog maar nauwelijks op mijn blog te lezen, of mijn dochter hing al aan de telefoon:

- Pap, wat is dat voor een raar verhaal over die hersenen? Je mag er wel eens wat meer rekening mee houden, dat er nog mensen zijn, die jouw verhalen gewoon geloven. Hoe kom je aan die onzin?
- Dat zegt professor Kahn in zijn boekje De tien geboden voor het brein. En als hij dat zegt, dat zal het wel zo zijn. Hij heeft er tenslotte voor gestudeerd.
- Volgens mij heb jij die hele professor Kahn zelf verzonnen. En zijn tien geboden erbij. Welke geboden zijn er nog meer, want ik ben er maar twee in je verhaal tegengekomen.
- Dat staat wel in zijn boekje.
- Nou, als je maar niet denkt, dat ik pianoles ga nemen om mijn emotionele intelligentie op te krikken. Dat doe ik wel op een andere manier.
- Bij de Wasknijper zeker?
- Bijvoorbeeld. Het heet alleen geen Wasknijper meer, want iemand had het anagram ontdekt. Heb ik toch verteld? En nog eens wat: die vioolbouwer heet Stradivarius hoor, en geen Charivarius.
- Ja, dat weet ik ook wel.
- Waarom schrijf je dan Charivarius?
- Deed ik dat? Wat stom. Maar de lezers begrijpen wel wat ik bedoel. Weet jij trouwens wie Charivarius was?
- Geen idee.
- Zou jij toch moeten weten.
- Zal wel één of andere dichter zijn. Trouwens, ik kreeg laatst nog een gedichtje, dat jij vast wel leuk zal vinden. Maar ik denk niet, dat het iets voor je lezers is.
- Laat maar horen. Op dicteersnelheid graag, dan schrijf ik meteen mee.
- Komt-ie:

Als ik tot mijn onuitsprekelijke vreugd bemerk,

Hoe ik in deze warme, weldoorwaakte nacht,
Lig ingebed in vrouwelijke praal en pracht,
Wie stelt er welbewust dan paal en perk,
Aan deez' op wellust gebaseerde overmacht?

- Wat vind je ervan?

- Waarvan? 
- Van dat gedicht natuurlijk.
- Niet veel soeps. Daar ga ik mijn lezers echt niet mee vermoeien. En slecht voor de emotionele intelligentie.

woensdag 7 september 2011

Ambrosia

Een vrouw, die handelde in kunstgebitten,
Zag als echtgenoot een Pakistaan niet zitten.
Edoch: met een Afghaan, die speelde op een citer,
Wilde zij toch ook niet afgaan als een gieter.

Een beetje vreemd gedichtje, dat ik aantrof bij de najaarsschoonmaak. Het zal wel iets te maken hebben gehad met mijn reactie op een kennismakingsadvertentie. Ik zal toen ergens tussen de 15 en 35 jaar oud geweest zijn. Zo precies weet ik dat niet meer. Beetje moeilijk bemiddelbaar op zowel de arbeids- als de huwelijksmarkt. "Boer zoekt vrouw" bestond toen nog niet. Ik was wellicht een ietwat eigenzinnig tiep, een tikje arrogant en tóen al eigenwijs. U (her)kent dat wel.

Ambrosia heette ze. De brief, waarmee ik op haar advertentie reageerde, heb ik nog. Misschien toch wel leuk om er even wat uit te citeren:

U zoekt contact met een romantische en sportieve man, die graag eens een terrasje "pikt" en bij kaarslicht in een gerenommeerd restaurant dineert; een man met gevoel voor humor, die van reizen houdt. Geen dans-type en geen bar-type. Eigen huis en auto zijn welkom. Liever geen hond en kinderen. 

Om maar met dat laatste te beginnen: ik kan u tot mijn genoegen mededelen, dat ik geen kinderen heb. Ik zou ook niet weten, waar ik die vandaan had moeten halen. Ik woon hier maar alleen met mijn hond. Ik heb dus wèl een hond. Een Dobermann Pincher, maar hij doet niks. Ik heb geen auto, maar er mag wel een carport aan het huis worden gebouwd. Ik doe alles op de fiets. Nou ja, er zijn natuurlijk wel dingen, die ik niet op de fiets doe. U begrijpt vast wel wat ik bedoel. U ziet, dat ik best van een ondeugend grapje hou en nu denkt u natuurlijk: gelukkig, die man heeft in ieder geval gevoel voor humor. En dat is ook zo.

Ik hou wel van lekker eten, maar niet in een restaurant. Dat vind ik zonde van m'n centen. Voor alle zekerheid vertel ik u maar vast, dat ik erg van knoflook hou en ook van boerenkool met worst. Het loodje mag er gerust aan blijven zitten, als dat makkelijker is met koken. En ook een speklap wil er bij mij best in.

En ik hou ook van dansen, maar alleen de Veleta en de tango. Ik ben camping-kampioen tango dansen van Castricum. Voor de tango moet je ritmisch en buigzaam zijn. Als u dat allebei bent, zou dat mooi meegenomen zijn. U kent vast wel dat liedje over die elastieke benen, Dat had, geloof ik, iets met een foxtrot te maken. Nou, neemt u maar gerust van mij aan, dat je voor het dansen van een foxtrot geen elastieke benen hoeft te hebben. Maar voor een tango des te meer.

Reizen doe ik graag, maar op de fiets dus. Dat had u al begrepen. Vorig jaar zou ik nog naar die bedevaartsplaats in Spanje gaan - de naam van het plaatsje ben ik even vergeten; iets met "compost" erin. Maar bij Driebergen kreeg ik al een lekke band en toen is het er verder niet meer van gekomen.

Sportief ben ik dus wel. En wat mijn postuur betreft: ik heb een klein buikje, maar daar is overheen te komen. Ja ja, u ziet: ik ben me d'r eentje....

We maakten een afspraak bij haar thuis. Nu noemt men dat een "date". Maar toen zij open deed, zag ik al meteen, dat ze me niets deed. Ik zag haar staan, maar helaas niet zitten. Ze had een rammelend kunstgebit en dat al op die leeftijd. Bovendien had ik net de afschuwelijkste dingen over kunstgebitten gehoord en gelezen: een leerling-verpleegster, die in een tehuis voor demente bejaarden voor het slapen gaan keurig alle gebitten had uitgenomen, maar ze vervolgens ter reiniging allemaal in één bak had gedaan....; een man, die tijdens een hoestbui zijn kunstgebit had ingeslikt, terwijl ik zelf een man eens na een soort liefdevolle mond-op-mond-beademing tegen zijn vriendin heb horen zeggen: wat doe jij met mijn tanden in jouw mond?

Naar aanleiding van dit alles zal ik bovenstaand gedichtje wel hebben geschreven, al lijkt het me in deze vorm niet helemaal compleet.

Niet onvermeld mag blijven, dat de dichter Jan Engelman heel wat milder en poëtischer was in zijn oordeel over Ambrosia:


Ambrosia, wat vloeit mij aan

uw schedelveld is koeler maan
Jan Engelman
en alle appels blozen

de klankgezelle die ik vond

hoe zoete zoele kindermond
van zeeschuim en van rozen

o muze in het morgenlicht

o minnares en slank gedicht
er is een god verscholen

violen vlagen op het mos

elysium, de vlinders los
en duizendjarig dolen.

zondag 4 september 2011

Crisis

Hij hield zo veel van drank, hij kon niet zonder,
Maar was daarnaast een economisch wonder,
Want altijd wist hij weer zijn dorst te lessen,
Met het statiegeld der leeggedronken flessen.

Het resultaat van een regenachtige vakantiedag. Je raakt dan onwillekeurig aan het denken en de drank, met een paar rijmende regels als resultaat. De dichter J.C.Bloem heeft het bovenstaande naarstig in de praktijk proberen te brengen, maar kwam toch iedere keer weer een aantal flessen te kort, die hij dan weer moest lenen. Maar het verhinderde hem niet om prachtige poëzie te schrijven.


Een trouwe lezeres, Helga Hemelrijk uit Hellevoetsluis, vroeg mij onlangs, of ik misschien eens een gedichtje voor haar wilde schrijven. Wie ben ik om dat te weigeren? Bovendien hebben wij een traditie als volk van gelegenheidsdichters hoog te houden, dus daar gaat-ie dan:


Helga

Als ik ooit eens voor de keus sta,
Of ik naar de hemel of de hel ga,
Neem ik - na rijp beraad en overleg,
Als gewoonlijk maar de kortste weg.

Daar zal Helga toch de hemel te rijk mee zijn.


Maar nog even terug naar Jacques Bloem, die al een halve eeuw geleden voor de getroffenen van de huidige economische crisis schreef: 

Nu weet ik, dat ik ben verstoten uit dit Eden, 
En eeuwig wat ik heb verspeeld, verlangen moet.

Het is trouwens opmerkelijk, hoeveel beroepsgroepen en branches in hun eigen jargon hun precaire situatie onder woorden weten te brengen. Zo is de tabakshandelaar thans de sigaar en kan hij de pijp wel aan Maarten geven; en valt er voor de bakker zo langzamerhand geen droog brood meer te verdienen. De NS is (al veel langer) het spoor volledig bijster en in de boswachterij heeft men het bijltje er inmiddels ook bij neergelegd. De volledige land- en tuinbouwsector zit op zwart zaad en het badmeestersgilde heeft de grootste moeite om het hoofd boven water te houden. Zelfs tbc-lijders moeten de tering naar de nering zetten. 


Voor beginnende ondernemers is het eind meteen al zoek. De schrijver lijkt ten dode opgeschreven en de prostitutie ziet er ook geen gat meer in. En pas als het kalf verdronken is, dempt de politiek de put (even oppassen, dat ik hier geen Freudiaanse verschrijving maak). Niettemin een prettige dag!



vrijdag 2 september 2011

Meissen-porselein en Joods Porcelijn

Nadat hier eerder al terloops het Meissen-porselein ter sprake is gekomen (waaruit ik op mijn camper-vakanties mijn Earl Grey-thee drink omdat ik het Sèvres-servies daarvoor te kostbaar vind), komt nu de dichter Porcelijn aan de orde. Een man, die in geen enkel literair naslagwerk voorkomt, ook voor Gerrit Komrij kennelijk onbekend is, maar wiens vermoedelijk uiterst bescheiden oeuvre wel de afgelopen maand door de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) werd gedigitaliseerd. Van de goede man is zelfs geen voornaam bekend. Wel een voorletter, de D, hoogstwaarschijnlijk van David, want andere met een D beginnende voornamen komen in relatie tot de Joodse familienaam Porcelijn niet voor. Misschien dus wel een voorouder van de hedendaagse componist en dirigent David Porcelijn (*1947). Uit enkele bij de Koninklijke Bibliotheek berustende uitgaven valt te concluderen, dat dichter D(avid) geboren moet zijn vóór 1800 en overleden ruim ná 1800.

Meer is er van de man tot nu toe niet bekend (wat een béétje genealoog zich natuurlijk nauwelijks voor kan stellen; ik zie de resultaten van uw verkenningen dan ook met meer dan gewone belangstelling tegemoet).

Op grond van mijn beroepsmatige nieuwsgierigheid heb ik de redactie van DBNL gevraagd, hoe zij toch bij deze Porcelijn terecht zijn gekomen. Het antwoord zal ik u zo spoedig mogelijk kond doen.

Houtsnede van
de vrolijke lepelgieter
Maar waarom nu eigenlijk al die drukte om een dichter, van wie nog nooit iemand heeft gehoord en wiens werk kwantitatief nauwelijks het vermelden waard is? Het zal de dubbelzinnigheid wel zijn van het gedicht De vrolyke lepelkiet (De vrolijke lepelgieter), die mij aanspreekt, want ik heb nu eenmaal een aangeboren belangstelling voor het scabreuze. Wellicht zit ik er met mijn veronderstelde dubbelzinnigheid wel helemaal naast. Dán maar liever een dirty mind dan voor naïef te moeten doorgaan. Oordeelt u overigens zelf. Ik had het gedicht hier natuurlijk kunnen overnemen, maar ik vind, dat u met een simpele muisklik naast het lezen van het gedicht toch ook even kennis moet maken met DBNL.

Kennelijk heeft Porcelijn in dit gedicht een tingieter van Duitse origine willen portretteren, want menige g heeft hij veranderd in een k: weinik kelt in plaats van weinig geld. Of zou Porcelijn zelf misschien van Duitse afkomst zijn? Waarschijnlijk niet, want in zijn andere gedichten komt dit verschijnsel niet voor.

Meer informatie over de dichter D.Porcelijn en zijn werk is van harte welkom en zal geplaatst worden in de
Bibliotheek van Logatoom, waar u ook een kopie van de oorspronkelijke uitgave van De vrolijke lepelkiet kunt vinden en desgewenst downloaden.