Deze weblog beoogt niet meer (en ook niet minder) dan een proeftuintje te zijn, waarin wordt geëxperimenteerd en gejongleerd met taal, zowel in proza als in poëzie. Neemt u de inhoud niet altijd even serieus: Wahrheit und Dichtung kunnen mijlenver uiteen liggen, maar soms ook verrassend dicht bij elkaar.

En schroomt u vooral niet om te reageren: rebekking@gmail.com


woensdag 11 mei 2011

Honderheuvel

Benieuwd naar de  vorderingen met zijn boek over grafschriften belde ik vandaag mijn vriend Lodewijk van Alladin om naar de stand  van zaken te informeren.
- En schiet je op?
- Wáárop?
- Met je boek.
- Oh, die grafschriften.. Ja, ben ik bijna mee klaar. Verschijnt in het najaar, vlak voor de Frankfurter Buchmesse. Zou leuk zijn, als je het tevoren  zou kunnen lezen. Misschien kunnen we een afspraak maken.
- Goed idee, maar dat wordt dan pas over een maand. Woensdag 29 juni bijvoorbeeld? Schikt dat?
- Even kijken… nee, dan heb ik een begrafenis….
- Een begrafenis?
- Van Gretta Honderheuvel.
- Honderheuvel? Wat een rare naam. Zou haast door Bordewijk bedacht kunnen zijn.
- Het schijnt ook een raar mens te zijn. Hoor maar wat er op haar zerk  staat:
Hier rust  Gretta Honderheuvel,

Zij ging mank, en wel aan’t euvel,
Dat zij ook als activiste,
Iedere beschaving miste.

Eigenlijk zou daar nog aan toegevoegd moeten worden:
En het iedereen nu ook gaat dagen,
Waarom Wim dit wicht niet kon verdragen.
-

Ja, ja, nou begrijp ik het…
- En wat er stoffelijk van haar overschiet, wordt per kruiwagen aangevoerd.
- Nou zeg, is dat niet een beetje… eh… hoe zal ik het zeggen?
- Oneerbiedig? Ja, misschien wel, maar geen begrafenisondernemer wil er zich aan branden. Trouwens, volgauto’s waren sowieso al niet nodig, want er zijn geen volgelingen. Ja, eentje, een oud-politicus, maar die wil op de racefiets komen. Dat wordt een heel bijzondere dag. Ik verheug me er nu al op.
- Nou Lo, dan moeten we maar een andere dag afspreken. De 30e juni bijvoorbeeld?. Kan ik meteen horen, hoe het allemaal gegaan is.
Ik vergat hem nog te vragen, of hij het grafschrift zelf geschreven had. Sommige mensen zijn hun tijd ver vooruit. Lodewijk is er één van.

Diezelfde dag ook mijn dochter nog maar even gebeld.
- Hoi pap, waar ben je? Vermaak je je een beetje?
- Ik sta hier temidden van geurende seringen.
- Dat kon minder. En brengen ze ook herinneringen? Trouwens: wie is die Honderheuvel? Ken ik die?
- Ik denk het wel, maar hoop het niet.
- En moet het niet Wonderheuvel zijn, met de w van wee? Als jij het over vrouwen hebt, kan ik me bij Wonderheuvel nog iets voorstellen, maar Honderheuvel…. daar kan ik niks van maken.
- Denk dan maar eens goed na. Bovendien: als je goed gelezen had, zou je kunnen weten, dat ik het dit keer toevallig eens niet over vrouwen had.
- Da’s zeker toevallig. Waar had je het dán over?
- Léés maar. Er staat dit keer gewoon wat er staat.
- Grappig: toen ik die naam las, moest ik óók meteen aan Bordewijk denken. Honderheuvel…. Het zou een meisje uit de klas van Bint kunnen zijn. Een klasgenootje dus van Van de Karbargenbok. Was dat niet die jongen, die af en toe naar een insect hapte?
- Dat heb je goed onthouden. Is die opleiding toch niet helemaal voor niks geweest. Weet jij overigens, waar de delicatesse van een forel zit?
- Hoe kom je dáár zo ineens bij? Dat weet toch iedereen: achter het oog.
- Oh… eh…ja. Ik geloof, dat ik weer even lekker buiten ga zitten. Prachtig weer hier. Ben al aardig verbrand en aan het vervellen.
- Als je maar niet aan die velletjes gaat zitten pulleken.
+++++++
Een reisje langs de Rijn
Met een vrouw ter linker of ter rechter zij,
Is het meestal aangenaam verkeren.
Dat begon al met de mooie Lorelei.
En nu ga ik eens met een Keulse potverteren.
Toen ik haar daarna had weten te versieren
Hadden wij getwee bij Lobith wat te vieren,
Dus zei ik tot de Keulse: “Potverdorie:
Duitse deeglijkheid en Hollands glorie.
+++++++
Is het u wel eens opgevallen, hoe vaak wij de werkwoorden zitten, staan  en liggen gebruiken, zonder dat het ook maar iets met zitten, staan of liggen te maken heeft. Wij staan bijvoorbeeld iemand te woord of naar het leven, maar met een verticale lichaamshouding heeft dat niets te maken. Wat ook al blijkt uit het feit, dat wij iemand niet  te woord of naar het leven zitten.
Zo kan men ook in zak en as zitten, terwijl men er rustig bij kan staan. En iemand, die met een ander in scheiding ligt, ligt juist liever niet meer met de ander.
En nu begrijpt u waarschijnlijk ook, waarom de politie zo weinig boeven vangt. De politie zit de criminelen wel achterna, maar dat schiet in die lichaamshouding natuurlijk niet op. Desondanks wil het nog wel eens voorkomen, dat de politie iemand staande weet te houden, al valt dat bij een dronkenlap niet altijd mee. Dan ligt  het er maar aan, hoe diep hij in het glaasje heeft gekeken.
Er zijn natuurlijk in onze mooie, maar vaak onbegrijpelijke taal weer uitzonderingen en twijfelgevallen. In de dienstverlenende sector staat een butler ter beschikking van de aristocratische familie, die hem kan bekostigen, maar in een heel ander dienstverlenend beroep wil een vrouw nog wel eens ter beschikking van iemand liggen. Dat zit dus wel snor. Men kan zeggen: “Het staat me tegen”, maar ook “Het zit me tegen”. En “Ik lig tegen haar aan”. En in een voetbalstadion wil het nog wel eens gebeuren, dat een keeper voor iedereen duidelijk zichtbaar wat verbouwereerd en geslagen om zich heen staat te kijken, terwijl toch iedereen roept: “Hij zit”.
Hij staat zijn mannetje, maar licht zijn vrouwtje bij, voor of op. Ho, hier gaat iets mis. Ik geloof, dat ik het nu zelf niet meer zie zitten. Zoals ook deze vrouw:
Zij zag een Pakistaan niet zitten,
Een getinte huidskleur lag haar niet.
 Zij gaf de voorkeur aan een witte,
Zodat ze de Hindoestaan zitten liet.
+++++++
Men hoeft niet lang en ver te reizen,
Om het landschapschoon te kunnen prijzen.
Waar de Rijn zich splitst in Waal en later Lek,
En geen forel meer zwemt, maar lekkerbek,
Daar ziet men weldra aan de rechter zijde,
Utrechts Heuvelrug uit lang vervlogen tijden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten