Deze weblog beoogt niet meer (en ook niet minder) dan een proeftuintje te zijn, waarin wordt geëxperimenteerd en gejongleerd met taal, zowel in proza als in poëzie. Neemt u de inhoud niet altijd even serieus: Wahrheit und Dichtung kunnen mijlenver uiteen liggen, maar soms ook verrassend dicht bij elkaar.

En schroomt u vooral niet om te reageren: rebekking@gmail.com


zondag 1 mei 2011

Workshop

Mijn verzoek om wat creatieve bijdragen uwerzijds heeft verrassend positief uitgewerkt. Velen van u hebben kennelijk plezier beleefd aan het bedenken van taalkundige spitsvondigheden, en ik en hopenlijk vele anderen aan het lezen ervan. Reden voldoende om zo af en toe een soort linguistische workshop te organiseren, om te beginnen over het thema bol, en onderwerp, dat vele mogelijkheden biedt en waar u alle kanten mee op kunt. Er zijn immers talloze bollen. Ik noem er een paar: een bloembol, een knappe bol, een oliebol, een Vollenhovense bol, een bolknak. Kortom, de Nederlandse taal staat bol van allerhande bollen, genoeg om iets leuks mee te doen. Om u alvast een beetje op weg te helpen:
"Mag ik drie Bossche bollen van u? Nee, díe maar niet, die lijkt wel bedorven. Wat ziet die Bolsward".

Maar het mag natuurlijk ook in de vorm van een gedichtje, een grafschrift, een woordspeling. Als u het maar netjes houdt. Al moet ik toegeven, dat het onderwerp wel tot enige frivoliteit kan uitnodigen. Maar een gedicht als dit kán nog wel:

Een bollenkweker uit de buurt van Spangen,
Met - hoe kan het anders: bolle wangen,
Wist de hand te leggen - zonder dolle,
Op twee Maagdenburger halve bollen.

Meestal kom je daar juist niet met je handen aan, maar van een bollenkweker uit de Maasstad kan je natuurlijk alles verwachten. Ik wist niet eens, dat ze daar bollen kweekten, hoe ondernemend Rotterdammers ook plegen te zijn.

Ik hoef maar uit het raam van mijn zomerhuisje te kijken en ik zie overal wijngaarden om me heen. Qua lokatie zit ik dus op rozen en hoewel de tijd en de druiven er nog niet rijp (voor) zijn, zie ik in gedachten de trossen al hangen. Ze schijnen geluk uit te stralen (het geluk hangt immers als een druiventros, volgens de titel van een lang vergeten boek), maar soms kunnen de druiven ook behoorlijk zuur zijn. Een druiventros, bedacht ik, is een tros druiven. Maar hoe zit dat dan met een scheepstros? Om over een albatros nog maar te zwijgen.

Vreemd taaltje hoor, dat Nederlands. Pas leuk wordt het, als je mensen wat moeilijke woorden hoort gebruiken, waar ze de betekenis niet goed van kennen.  Zo had laatst iemand het over een proleet, terwijl hij een prelaat bedoelde. Ach, een kniesoor, die daarop let. Al zou ik niet direct willen beweren, dat er soms geen verschil is tussen een proleet en een prelaat. Enfin: láát maar.

2 opmerkingen:

  1. Een door de wol geverfde oliebol
    Met haar als van een ragebol
    Wou eens flink aan de rol
    En versierde een pronte snol
    Ze stonk nog wel naar alcohol
    Want ze zat er nogal mee vol
    Stoorde zich niet aan enig protocol
    Hij wilde alleen maar lol.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een prelaat uit het oude Rome
    Zo eentje van die hele vrome
    Kreeg bezoek van een proleet
    Die hem voor de paus versleet
    En vroeg hem hoe-ie in de hemel kon kome

    BeantwoordenVerwijderen