Deze weblog beoogt niet meer (en ook niet minder) dan een proeftuintje te zijn, waarin wordt geëxperimenteerd en gejongleerd met taal, zowel in proza als in poëzie. Neemt u de inhoud niet altijd even serieus: Wahrheit und Dichtung kunnen mijlenver uiteen liggen, maar soms ook verrassend dicht bij elkaar.

En schroomt u vooral niet om te reageren: rebekking@gmail.com


maandag 21 maart 2011

Goochelen

Ik leerde jong jongleren,
En jong geleerd is oud gedaan.
Ik deed het heel wat keren,
En jongleer nu als een veteraan.


Wat een flauwekul, maar de Nederlandse taal daagt je er soms toe uit. Als u nou maar niet denkt, dat ik opgeleid ben tot circusartiest en een grote vaardigheid bezit in het hanteren van ballen, kegels, knotsen en dat soort voorwerpen. Het enige voorwerp, dat ik uiterst bekwaam weet te hanteren, is het glas, mits er natuurlijk iets in zit. "Daar zit wel wat in", zult u wellicht denken. En terecht.
Wat zou trouwens het voltooid deelwoord zijn van jongleren? Gejongleerd? Of jong-geleerd? Ik geef de voorkeur aan jong-geleerd, want het is ook jong-belegen.
Goochelen heb ik ook heel jong geleerd, want goochem ben ik wel. Maar ik was zeer ontgoocheld, toen er een keer iets goed fout ging. Met die duiven en konijnen wilde het nog wel lukken, maar met dat weesmeisje is er een keer iets mis gegaan. En waar haal je dán zo gauw een emmer water en een dweil vandaan?
Weliswaar goochel ik nog steeds, maar alleen volgens de moderne spelling, dus met een g.


Jongleren, goochelen, toveren.... het zijn allemaal van die geheimzinnige en mysterieuze activiteiten, waar een ander geen vat op krijgt. Dat ik nou juist tot die zaken een zekere affiniteit heb ontwikkeld, geeft toch eigenlijk wel te denken, ook al beperk ik die kunsten tegenwoordig maar tot de taal. Dáár kan ik me er geen buil aan vallen. Want "Wizzard of words", zoals ik wel eens ben genoemd, mag ik toch beschouwen als een kwalificatie van het even aangename als onschuldige soort.
Bovendien doet het me denken aan  "Swordplay - Wordplay", een correspondentie in kwatrijnen tussen Simon Vestdijk en Adriaan Roland Holst, die in ieder geval de onsterfelijke woorden van Roland Holst over Vestdijk heeft opgeleverd: "O, Gij die sneller schrijft dan God kan lezen". Maar intussen wordt Vestdijk nauwelijks meer gelezen. Zelfs niet door God. Waarschijnlijk alleen nog door mij.
Ook Jan Kal en Nico Scheepmaker communiceerden onder de titel "Vinger in de hoed" in dichtvorm en wel met sonnetten. Wie d'r mee deed waren Heinz Polzer (Drs.P.) en Aart van Zoest. Ook zeer de moeite waard. En te vinden in de bundel "1000 sonnetten" van Jan Kal. Hij voegde er later nog 63 aan toe ter gelegenheid van de 50e verjaardag van Johan Cruijff onder de titel "Hun zeggen".


Ik ben nu in ieder geval even uitgepraat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten